1. |
Kop van romp
03:54
|
|||
het was op een zaterdagavondje laat
een meisje zou gaan vegen haar straat
zij werd door een buurvrouw geroepen
‘een dief een dief een slimme dief
die is in je huisje gekropen’
het meisje zou gaan sluiten haar deur
zij zong een liedje naar haar humeur
en dacht ‘wie zal ik nu ontmoeten?’
maar toen zij op haar slaapkamer kwam
werd haar toen goedenavond geroepen
‘goedenavond goedenavond juffrouwtje zoet
hebt u nog geen gezelschap ontmoet?
om meneers kantoor te erven
op meneers kantoor daar moet ik zijn
anders zul je dadelijk sterven’
het meisje nam een kloek besluit
‘ga jij maar naar de keuken guit
daar hangen nog zilveren schalen
die zilveren schalen zijn voor u’
zij wist de dief naar buiten te overhalen
hij groef een gat al onder de deur
en stak zijn kop er onder door
toen heeft zij een hakbijl genomen
zij sloeg zijn kop al van zijn romp
en zette het op een kastje voor pronk
wat kreeg het meisje voor haar eer?
zesduizend gulden en nog meer
omdat zij zo dapper was gebleven
voor haar juffrouw en voor meneer
en ook voor haar eigen jonge leven
|
||||
2. |
||||
het was des nachts om twalef uren
schreeuwde een kindje van honger en dorst
maar dat kind leed zulke smarten
dat het niet meer zwijgen kon
het oudste zoontje kwam van boven
haalde het jongste al uit de wieg
‘kom we gaan er ons moeder opzoeken
op het kerkhof onder de steen’
toen zij op dat kerkhof kwamen
vielen zij alletwee op hun knieën
heel de aarde was opengebarsten
ze hadden hun eigen moeder gezien
moeder sprak tot jantje
‘kom wat rusten aan mijn zij’
het jongste heeft zij eten gegeven
gelijk een moeder toebehoort
‘moeder ga toch mee naar huis’
‘kindje ik kan niet naar huis toe komen
kindje ik kan niet naar huis toe gaan
want mijn armen en mijn benen
liggen in zware gruis vergaan’
moeder sprak tot jantje
‘haal je vader eens bij mij’
‘moeder ik durf niet naar huis te komen
moeder ik durf niet naar huis te gaan
want we hebben zo’n kwaaie stiefmoeder
die ons zo onmanierelijk slaat’
‘ga dan naar de naastige buren
zeg dat zij mij halen koom
en als ze vragen van wie gij bent
zeg dan van je eigen moeder
op het kerkhof onder de steen’
|
||||
3. |
||||
een meisje van achttien jaren
die bemint twee bruidegoms
de eerste dat was er ene schipper
en de tweede een landmanszoon
‘ik zal er mijn vader gaan vragen
wie de beste voor mij is’
‘och laat er die schipper maar gaan varen
en neem liever de landmanszoon’
de schipper begon er ja te wenen
toen hij afscheid van haar nam
‘de duivel die zal je komen halen
en al op het bruiloftsfeest’
het bruiloftsfeest werd er ja gehouden
en al in haar vaders huis
een vogel die kwam daar aangevlogen
streek al bij het venster neer
hij vloog een of twee maal met haar in het ronde
vloog met haar het venster uit
haar armen die werden afgesneden
en de ogen uitgebrand
zo gaat het met al die mooie meisjes
die de jonkman brengt tot schand
|
||||
4. |
Drie broeders
03:17
|
|||
er waren eens drie broeders
en die gingen samen uit wandelen
en zij kwamen bij een groot meer
en in dat meer daar lagen drie bootjes
en de eerste was brek
en de tweede was vrek
en de derde daar was genen bojem meer in
en waar geen bojem meer in was
daar gingen ze alledrie in zitten
en de eerste verdronk
en de tweede verzonk
en de derde kwam in de eeuwigheid niet weerom
en die in de eeuwigheid niet weerom kwam
ging uit om zijn broeders te zoeken
en ze kwamen bij een groot woud
en in dat woud daar stonden veel bomen
en temidden dier bomen
daar stond een kapelleke
en bij dat kapelleke stond
een elzenkustert en een eikendomini
en de kustert liet het wijwater oet druppels als klumpe
en de een kreeg ene klomp
en de tweede een zomp
en de derde kreeg ene knuppel aan de kop
en die ene knuppel
aan de kop kreeg zei
‘zalig is de man die het wijwater ontlopen kan’
|
||||
5. |
Santejee
03:02
|
|||
op de lange weg
en het smalle pad santejee
hogelieder ende slieder ende kierekarikee
santejandejee kandelarikee
kieko kandelare santejee
en aan die weg
daar stond een boom santejee
en in die boom
daar zat een duif santejee
de heer die sprak
tot zijn stalknecht santejee
‘klim in die boom
haal die duif eruit’ santejee
‘de takken zijn te zwak
en ze dragen me niet’ santejee
toen viel hij eruit
en hij brak zijn nek santejee
toen brak hij zijn hals
en zijn benen stuk santejee
|
||||
6. |
O lang o lang
02:21
|
|||
‘o lang o lang gewensten dag
dat een menig mens naar de wensen mag
o scheepjes kom maar binnen
want het is van Hellevoet of Rotterdam
dat mijn allerliefste naar huis toekwam
en ik scheidde er uit met spinnen
ja ik schopte het spinnewiel aan de kant
en ik stak het er in de lichtebrand
en ik schopte het met mijn voeten
want o als daar eens was de schuit
en als daar mijn allerliefste kwam uit
hoe minnelijk zou ik hem groeten’
maar een vrouw zij is geen vrijster meer
en zij is geen meester van haar eer
zij mag geen jonkmans minnen
maar als het jawoord is gezeid
en dan wordt die knoop zo vastgeleid
nee niemand kan hem ontbinden
‘o lang o lang gewensten dag
dat een menig mens naar de wensen mag
o scheepjes kom maar binnen’
|
||||
7. |
Berend Kielstra
03:49
|
|||
berend kielstra heette de jongeman
die ging met anna vrijen
zij dacht ‘die jongen bevalt mij wel
die jongen kan ik lijen’
maar eenmaal kwam hij weer bij haar
en toen sprak hij van de liefde zo naar
de jaloezie kwam in zijn hart
hij leed ondraaglijk veel liefdessmart
maandagochtend ging hij naar haar heen
hij kon niet langer wachten
hij zei ‘ik voel me zo verdomd alleen
laat ons niet langer wachten’
maar zij gaf hem een weigerend woord
en toen dacht de jongeman aan moord
hij sprak ‘zoetlief het is nu de laatste dag
dat ons de lieve zon beschijnen mag’
hij schoot driemaal op haar
zij was ter aard gevallen
hij dacht ‘dan nu ook mijn eigen maar
wij moeten beiden vallen’
hij loofde daarop zijn ziel aan god
en loste op zichzelf een schot
en half krankzinnig
en daarbij zijn leven moe
wierp hij zijn eigen in de watervloed
|
||||
8. |
Duivelspaard
05:15
|
|||
een heer die sprak een meisje aan
en vroeg aan haar om mee te gaan
‘neen ik verwacht mijn drie broedertjes hier
die zijn gaan halen wijn en bier’
‘nee jij verwacht je drie broedertjes niet
nee jij verwacht je zoetelief’
‘als ik mijn zoetelief verwacht
dan geef ik de duivel mijn lijf in macht’
de duivel die pakte haar toen vast
dat bloed haar mond en neus uitspat
hij maakte van haar toen een zwart paard
en ging ermee naar de smid met vaart
‘kom smid kom smid besla er mijn paard
het is me wel duizend kronen waard’
bij het eerste stel nagels dat hij erin sloeg
toen riep het mooi meisje ‘ik heb al genoeg’
de duivel die sprong weer op zijn paard
en ging er toen mee op hellevaart
daar bood hij haar een glaasje aan
opdat haar de schrik zou overgaan
hoe meer zij van dat glaasje dronk
hoe dieper dat zij er de hel inzonk
|
||||
9. |
||||
hoort vrienden hoort een lied
wat thans weer is geschied
van een wrede moordpartij
waar menigeen door lij
hoort wat er weer ging gebeuren
op ene morgenstond
wie zou dat niet gaan betreuren?
vier mannen daar dood op de grond
zij moesten als plichtsgetrouwen
halen een slechte vrouw
die hare kinderen steeds deed verminderen
en men haar ophalen zou
die vrouw was uit haar huis
sinds bij een ander thuis
bij een mens met bruut geweld
die straks hen nedervelt
want aan zijn woning gekomen
werd die vrouw naar buiten gevraagd
maar hij sprak tot hen zonder schromen
‘blijf of een kogel je belaagt’
en toen door een deuropeninge
gaf hij als antwoord vuur
en terzelfder stond viel dodelijk gewond
de eerste in het stervensuur
vol woede overmand
snelt hij naar de achterkant
ontdekte toen aldaar
drie politiedienaars
en zonder vrees of geweten
vuurt hij met vaste hand
op het doel goed aangemeten
ook zij vielen daar neer in het zand
en nog van zijn moordlust niet bevredigd
grijpt hij hun nog rochelend lijf
en snijdt hun de hals koelbloedig en vals
uit wraak voor dat slechte wijf
de vrouw daarop verdween
ging naar de buren heen
terwijl zij aan een kant
het huis nog stak in brand
|
||||
10. |
Wijf wijf
05:09
|
|||
het was op een oudejaarsavond
het was op een oudejaarsdag
en raad eens wat er te doene kwam?
opeens was daar een oud wijf
dat wijf dat wou niet werken
ze wou niet graag wat doen
het was niets dan louter luiigheid
ze melkte maar ene koe
ze had een oude karne
die noemde ze hotsebots
die had ze in drieëndertig jaar
nog maar eenmaal uitgerost
de man ging naar de kerke
en hoorde daar gods woord
maar toe ie weer bij het huisje kwam
toen vond hij het luie wijf dood
toen raadden hem de mensen
dat hij moest trouwen gaan
hij was er wel drieëntachtig jaar
maar nog lang niet afgedaan
toen trouwde hij een jong meisje
van nauwelijks achttien jaar
daar is ie mee naar bed gegaan
het ging er wel naar zijn zin
|
Moi, le voisin Utrecht, Netherlands
Moi, le voisin speelt folk. Soms respectvol, soms rücksichtslos, altijd met een flinke dosis
eigengereidheid.
Op hun nieuwe album 'Hogelieder en de slieder en de kierekarikee' geven ze een avontuurlijke interpretatie van de soms ronduit onnavolgbare liedjes die uw grootmoeder zong tijdens het bramen plukken.
... more
Streaming and Download help
Moi, le voisin recommends:
If you like Moi, le voisin, you may also like:
Bandcamp Daily your guide to the world of Bandcamp